*** LICHT WIJZER van A tot Z over LED***
Ledverlichting is een belangrijke factor in de verduurzaming. Welke factoren zijn bij de installatie van led van belang? Wat is de meest voorkomende terminologie rondom ledtechnologie? Hoe bepaalt u welke lichtbron of armatuur de juiste lichtoplossing is? Op heel veel de belangrijkste vragen geven wij u antwoord in deze Lichtwijzer.
Wat is het verschil tussen watt, lux en lumen?
Wilt u de lichtopbrengst van verschillende verlichtingsoplossingen met elkaar vergelijken? Kijk dan naar lumen in plaats van watt. Het aantal watt zegt namelijk alleen iets over het vermogen (de energie) die de lichtbron verbruikt, maar niets over de lichtopbrengst. En daar is het u natuurlijk om te doen.
Neem de lumenwaarde als uitgangspunt als u een lichtplan maakt. Daarmee ontwerpt u een efficiënte lichtoplossing waarbij de feitelijke lichtopbrengst in lijn is met de benodigde lichthoeveelheid.
Om te voorkomen dat klanten appels met peren vergelijken, is het ver- plicht de lumenstroom van de lichtbron op de verpakking te vermelden. Door nieuwe technologieën en ontwikkelingen bij de ledfabrikanten neemt de lumenopbrengst per watt toe. Raadpleeg daarom regelmatig het aangepaste watt/lumen overzicht. Dit vindt u op onze website.
En wat is lux dan?
Lux is ook een eenheid van lichtsterkte. De hoeveelheid lux zegt hoeveel licht (lumen) er op een bepaald oppervlak terecht komt. Daarmee is het wellicht de meest veelzeggende eenheid. Door overheden en andere instanties worden verlichtingswensen vaak uitgedrukt in lux. Voor een kantoor wordt bijvoorbeeld vaak 500 lux als verlichtingsnorm gehanteerd.
Wat is het verschil tussen lumen en lux?
Het verschil tussen lumen en lux is dat lux rekening houdt met de oppervlakte waarover het licht verspreid wordt. Een lichtbron van 1.000 lumen, verspreid over 1 m², verlicht die vierkante meter met 1.000 lux. Dezelfde 1000 lumen, verspreid over 10 m², verlicht die oppervlakte met slechts 100 lux.
Hoeveel lux heb ik nodig?
De Europese Unie heeft normen gesteld voor luxwaarden in diverse binnenverlichtingsomgevingen. Zie hiervoor de NEN–normen voor werkplekverlichting.
Kantoorpanden | lux | Scholen | lux | |
Werkplek | 500 | gymnastieklokaal | 375 | |
vergaderruimte | 500 | klaslokaal | 300 | |
gang | 100 | collegezaal | 500 | |
receptie | 300 | praktijklokaal | 750 | |
archief | 200 | toilet | 100 | |
kantine | 200 | tekenlokaal | 800 | |
Bedrijfshallen/industrie | lux | Sportaccommodaties | lux | |
opslag- en voorraad | 100 | gymzaal | 300 | |
expeditie en verpakkingsruimte | 300 | sporthal | 500 | |
metaalbewerking | 300 | fitness/vechtsport/aerobics ruimte | 200 | |
gangpad | 150 | zwembad | 300 | |
assemblage | 300 | kleedkamers | 150 | |
laboratorium | 500 | |||
Parkeergarages | lux | |||
parkeervak | 75 | |||
rijstrook | 75 | |||
lift/trappenhuis | 100 | |||
Kassa/balie/betaalautomaat | 300 |
Wat het verschil tussen lichtkleur, kleurweergave-index
Lichtkleur wordt gemeten in graden Kelvin (K). Hoe lager deze waarde, hoe warmer de kleur. Koelwit is 6.500 K, neutraal wit 4.000 K, een ongedimde gloeilichtbron 2.700 K en de Flame gloeilichtbron ongeveer 2.300 K. De kleur van led wordt gemeten met behulp van een spectrum- meter.
Kleurweergave-index (CRI/RA)
De kleurweergave-index (CRI(RA)-waarde) geeft weer wat het effect is van een lichtbron op de kleurweergave van objecten. Dit wordt vergeleken met de kleurweergave van dezelfde objecten bij daglicht. De kleurweergave- index loopt van 0 t/m 100. Een CRI van 100 is gelijkwaardig aan daglicht en geeft de meest optimale kleurweergave van het object. Een kleur- weergave van 100 is bij led in theorie wel mogelijk, maar gaat ten koste van de efficiëntie. Ledlichtbronnen van goede kwaliteit hebben veelal een kleurweergave van 80 à 90.
Hoe hoger de RA-waarde, hoe beter het licht uit de ledlichtbron.
De RA-waarde wordt bepaald door zes referentiekleuren te vergelijken met een andere lichtbron (bijvoorbeeld de zon of een gloeilichtbron). Het verschil in die meting is de afwijking vanaf 100. Bij een grote afwijking zien we kleuren anders dan ze in werkelijkheid zijn. Blauw is dan bij- voorbeeld niet helder blauw, maar een beetje grijs.
We kennen in Europa niet echt harde eisen voor de minimale RA-waarde. Er zijn echter wel minimale eisen voor openbare gebouwen en werk- plekken. In de praktijk betekent het, dat op bijna alle locaties een minimale waarde van RA 80 is gesteld.
Kleurweergave index
Een beknopt overzicht van de categorisering voor verlichting.
Waarde : 100-90
Uitstekend, natuurgetrouwe kleurweergave.
Waarde : 90-80
Goed, kleurweergave relatief natuurgetrouw.
Waarde : 60-80
Matig, kleurweergave kan afwijken van kleurechtheid.
Waarde : <60
Slecht, kleurweergave wijkt af van kleurechtheid. Toepassen waar kleurweergave niet van belang is. (bv. buitenverlichting)
Hoe herken ik de efficiëntie van een lichtbron?
Powerfactor (PF) en verlichting
Met de powerfactor weet u het verschil tussen het vermogen en het schijnbaar vermogen. Zo kunt u zien hoe efficiënt een lichtbron is.
Het schijnbaar vermogen is het daadwerkelijke verbruik van de licht- bron/armatuur. Dit is de energie die wel moet worden opgewekt door de energieleverancier, maar waar de consument niet voor betaalt. Het schijnbare vermogen is altijd hoger dan het vermogen. Als de powerfactor 1 is, betekent het dat de lichtbron/armatuur alles verbruikt; dat er geen blind vermogen is. Dan gaat er geen energie verloren.
Een ledlichtbron/armatuur bevat veel elektronica en kent daardoor een hogere opname van stroom dan het feitelijke vermogen. Er is dus ook stroom nodig voor de elektronica in de armatuur. Daardoor gaat er ‘stroom verloren’.
De powerfactor kan nooit hoger zijn dan 1. Hoewel het niet alles zegt, is de powerfactor een goede indicator van de kwaliteit van de licht- bronnen/armaturen. In principe geldt dat de powerfactor hoger dan 0,90 een acceptabele waarde is. Er is dan sprake van een goede kwaliteit lichtbron/armatuur.
Wat is Flicker?
In het recente verleden ontstond bij TL in combinatie met conventionele ballasten (50Hz netfrequentie) een stroboscopisch effect: een knipperende TL. Dit zorgde bijvoorbeeld bij draaiende machinedelen voor gevaarlijke situaties. De oplossing van dit probleem? Elektronische VSA’s met een frequentie van 40.000Hz.
Waarneembaar knipperen van licht is een tekortkoming in termen van kwaliteit (uitzondering is bijvoorbeeld een stroboscoop in een discotheek). Maar ook het knipperen op een hoge frequentie waarbij dit niet visueel waarneembaar is, is onwenselijk. Diverse studies laten zien dat flikkering negatieve effecten heeft op de gezondheid van gebruikers in de ruimte.
Flikker kan de volgende problemen veroorzaken:
Verminderde visuele presentaties in het algemeen
Hoofdpijn, vermoeidheid, afleiding en onscherp zien
Neurologische problemen (bijv. een epileptische aanval)
Schijnbaar stilstaan van bewegende delen
Zaken die een rol spelen of van invloed zijn bij flikker:
Hoe meer daglicht, hoe minder het effect van flikker
Bij accent verlichting is flikker minder kritisch
Bij buitenverlichting is flikker minder kritisch
Hoe korter iemand aan flikker wordt blootgesteld, hoe minder kritisch
Hoe hoger het contrast met de omgeving, hoe sterker het effect van flikker en vice versa
Hoe hoger het kleurcontrast met de omgeving, hoe sterker het effect van flikker en vice versa
De mate van beweging van waarnemer en/of object
Wat is de UGR-waarde?
Het toepassen van de juiste verlichting is van grote invloed op de pro- ductiviteit en functioneren van de mens. Het licht moet helder genoeg zijn om werkzaamheden goed uit te voeren, maar mag niet zorgen voor schittering of verblinding.
De UGR-waarde (Unified Glare Rating) geeft de mate van verblinding aan. Hoe lager de waarde, hoe minder lichthinder gebruikers ervaren. De gemiddelde waarde ligt tussen de 15-30. Een lage waarde staat voor weinig verblinding; een waarde onder 15 geeft dan ook de minste verblinding.
Directe of indirecte verblinding
Verblinding kan veroorzaakt worden op twee manieren; direct of indirect. Bij directe verblinding kunt u denken aan een lichtbron die in uw ogen of gelaat schijnt, terwijl bij indirecte verblinding sprake is van reflectie van de lichtbron op een reflecterend oppervlak.
De mate van verblinding is ook afhankelijk van de grootte van de ruimte en de eigenschappen van de afbakening (muren/vloer/plafond etc.). Witte muren reflecteren bijvoorbeeld licht en zijn daarmee van invloed op de UGR. Hoe groter de ruimte, des te minder verblinding. Daarnaast is de functionaliteit van de ruimte bepalend. Voor een ruimte waar niet of nauwelijks omhoog wordt gekeken is UGR minder belangrijk dan in bijvoorbeeld een sporthal.
Verlichtingsproducten kennen diverse waarden. Door het toepassen van een niet-transparante afscherming wordt de verblinding aanzienlijk verlaagd.
NEN-normen zijn bepaald in NEN 12464-1. Een overzicht:
Gang <28
Bedrijfshal <25
Trap en lift <25
Kantoor <19
Tekenkamer <16
Hoe interpreteer ik de IP-waarde?
De IP-waarde geeft aan in welke mate verlichtingsarmaturen afgeschermd zijn tegen vaste voorwerpen en water. Een IP-waarde bestaat altijd uit twee cijfers.
- Het eerste cijfer geeft de bescherming aan tegen vaste voorwerpen.
- Het tweede cijfer geeft aan in welke mate het toestel beschermd is tegen water.
1e cijfer Bescherming tegen vaste delen
- IP 0* Geen bescherming
- IP 1* Bescherming tegen het binnendringen van voorwerpen met een diameter groter dan 50 mm
- IP 2* Bescherming tegen het binnendringen van vaste delen met een diameter groter dan 12 mm
- IP 3* Bescherming tegen het binnendringen van voorwerpen met een diameter groter dan 2,5 mm
- IP 4* Bescherming tegen het binnendringen van voorwerpen met een diameter groter dan 1mm
- IP 5* Beperkt stofdicht. Het stof mag niet in zulke hoeveelheden binnendringen dat de goede werking nadelig wordt beïnvloed
- IP 6* Bescherming tegen het binnendringen van stof (stofdicht)
2e cijfer Bescherming tegen water
- IP *0 Geen bescherming
- IP *1 Bescherming tegen water dat loodrecht valt
- IP *2 Bescherming tegen water dat onder een hoek van maximaal 15 graden valt
- IP *3 Bescherming tegen water dat onder een hoek van maximaal 60 graden valt
- IP *4 Bescherming tegen opspattend water van alle kanten
- IP *5 Bescherming tegen waterstralen (lage druk) uit een willekeurige richting
- IP *6 Bescherming stortbuien en krachtige waterstralen
- IP *7 Bescherming tegen tijdelijke onderdompeling
- IP *8 Bescherming tegen permanente, ononderbroken onderdompeling
- IP20 Stofdicht
- IP21 Drupwaterdicht
- IP23 Regenwaterdicht
- IP44 Spatwaterdicht (geschikt voor rondom bad of douche)
- IP54 Spatwaterdicht / Stofvrij
- IP65 Beschermd tegen waterstralen
- IP67 Stofdicht / onderdompeling voor een bepaalde periode
- IP68 Stofdicht / beschermd tegen verblijf onder water
Wanneer is slagvastheid (IK-waarde) belangrijk?
Met name bij outdoor of industriële toepassingen zijn IK-waardes van belang. De IK-waarde geeft de mate van slagvastheid van een armatuur weer. Hiermee wordt bedoeld in hoeverre een armatuur tegen mechanische schokken bestand is. IK-waardes worden aangeduid op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor weinig weerstand tegen schokken en 10 juist voor veel weerstand tegen schokken.
- IK 02 Weerstand tegen schokken van 0,2 Joule. Dit is een standaard slagvastheid van bijvoorbeeld een open armatuur.
- IK 04 Weerstand tegen schokken van 0,5 Joule. Dit is een standaardplus slagvastheid van bijvoorbeeld een standaard armatuur met een versterkt optisch systeem.
- IK 07 Weerstand tegen schokken van 2 Joule. Dit is een versterkt armatuur van bijvoorbeeld een standaard armatuur met een raster.
- IK 08 Weerstand tegen schokken van 5 Joule. Dit is een vandalisme- beschermend armatuur. Bijvoorbeeld een gesloten armatuur met policarbonaat of glazen kap.
- IK 10 Weerstand tegen schokken van 20 Joule. Dit is een vanda- lismebestendig armatuur, bijvoorbeeld een gesloten armatuur.